Een bemiddelaar zit aan tafel met partijen die bereid zijn om in een open eerlijk gesprek samen te streven naar een oplossing voor hun conflict en onenigheden.
Wat in bemiddeling niet thuis hoort is dreigen om niet mee aan tafel te zitten als bepaalde eisen voorafgaandelijk niet zijn ‘ingewilligd’. Bemiddelen komt soms in het nieuws als laatste redmiddel. Maar dat is bemiddelen niet. Bemiddelen is een volwaardig alternatief voor een lange en dure strijd. Partijen kiezen vrijwillig voor bemiddeling omdat ze er samen belang bij hebben maar vooral omdat ze samen willen werken naar en aan hun overeenkomst. Eisen zijn hierbij taboe.
Toch wel merkwaardig: twee partijen (in dit voorbeeld: NMBS en vakbonden) geraken het samen niet eens, en één partij grijpt dan maar meteen naar een ernstig drukkingsmiddel. In het geval van de vakbonden: staken. In het geval van een scheiding: dan ga ik naar een advocaat “en krijg je nog minder”… Voor de andere partij gaan dan de boeken dicht, want het drukkingsmiddel ondergaan is toegeven; en dat is toch wel het laatste wat men wil doen.
En dan komt de vraag om te bemiddelen. Met het mes tussen de tanden aan de onderhandelingstafel, en meteen ook de knots bij de hand om uit te halen…; zo gaat dat niet in bemiddeling.
Zijn partijen bereid om te luisteren naar elkaar? Willen ze elkaar verstaan en begrijpen? Gaat het over het inwilligen van ‘eisen’ of gaat het om wensen en verlangens die worden geuit en die worden afgewogen rekening houdend met wat de andere partij voor ogen heeft en vooral: kijkt men naar het gemeenschappelijk belang?
Wat kan men verwachten van bemiddelen als men met getrokken messen tegenover elkaar staat, het eisenbundeltje onder de arm dat transformeert naar uitvoering van het vooraf geuite dreigement als niet ingegaan wordt op de ‘eisen’?
Merkwaardig hoe men in de pers en in de politiek bemiddeling in dit tweegevecht poneert. Beide partijen geven geen duimbreed toe en willen hun ‘gelijk’ halen; elke niet ingewilligde eis wordt bij voorbaat ervaren als verliezen.