Cookie notice
Onze website gebruikt (analytische) cookies. Deze worden enkel geplaatst wanneer je op "Aanvaard" klikt.
Artikel uit Netto (De Tijd) – gepubliceerd op 6 juni
Onderhoudsuitkering, ook bij co-ouderschap
Hangt niet enkel af van verblijfsregeling
Na een relatiebreuk beslissen ouders heel vaak om de kinderen in co-ouderschap op te voeden. Een van de argumenten is dat er dan geen onderhoudsuitkering voor de kinderen moet worden betaald. Maar niets is minder waar.
Wat met de kinderen? Het is een van de meest prangende vragen na een stukgelopen relatie. Steeds meer ouders kiezen ervoor hun kinderen beurtelings en even lang bij de vader en de moeder te laten wonen. Die gelijkmatige huisvesting wordt in de volksmond vaak co-ouderschap genoemd. Daarbij wordt vaak gedacht dat er dan geen onderhoudsuitkering voor de kinderen moet betaald worden. ‘Ze wonen toch beurtelings bij elke ouder’, zo wordt geredeneerd. Maar of een onderhoudsuitkering betaald moet worden, hangt niet enkel af van de gekozen verblijfsregeling.
‘De doorslaggevende factor is het inkomen van de ouders’, zegt Yves Coemans, attaché van de studiedienst van de Gezinsbond. ‘Elke ouder moet bijdragen in de kosten van het kind volgens zijn aandeel in het samengetelde inkomen van de ouders.’ Nemen we het voorbeeld van Pieter en Mieke, die hun dochter beurtelings bij een van hen laten wonen. Pieter heeft een maandinkomen van 3.000 euro, Mieke heeft een inkomen van 1.500 euro. Van het totale gezinsinkomen verdient Pieter twee derde. Hij moet dus twee derde van de onderhoudskosten voor hun dochter dragen.
‘Een andere reden voor een onderhoudsuitkering is dat zelfs bij een gelijkmatige huisvesting niet elke ouder de helft van alle kosten betaalt’, merkt Coemans op. De gangbare kosten zoals eten en een onderdak tijdens het verblijf bij een ouder worden uiteraard door die ouder betaald. Maar kosten voor school of kleding worden vaak door één ouder betaald. Met een onderhoudsuitkering kan dat verschil gecompenseerd worden.
Als een ouder een onderhoudsuitkering moet betalen, hoeveel moet dat zijn? Dat hangt af van de kosten voor het kind. De belangrijkste zeven kostenposten zijn eten, kleding, huisvesting, energie en nutsvoorzieningen, gezondheidskosten, cultuur en ontspanning en eventueel sparen. Daarbovenop komen kinderopvang- of studiekosten.
Die kosten evolueren met de leeftijd. Maar ook het inkomen van de ouders bepaalt het kostenplaatje. ‘De kosten van een kind stijgen met het inkomen van de ouders. Mensen met een hoger inkomen kopen duurdere kleren voor hun kinderen, laten hen duurdere hobby’s beoefenen, reizen meer,...’, zegt Coemans.
In de praktijk wordt het onderhoudsgeld berekend met de onderhoudscalculator van de Gezinsbond of de methode van de Waalse professor Renard. Het is belangrijk te werken met het inkomen van de ouders na de scheiding. Niet dat het inkomen door een scheiding verandert, maar wel de fiscaliteit ervan.
Voor de scheiding zijn de kinderen vaak fiscaal ten laste van de vader en betaalt hij daardoor minder bedrijfsvoorheffing. Als de kinderen na de relatiebreuk fiscaal ten laste van de moeder komen, krijgt zij het voordeel. Daarnaast spelen ook kleinere financiële en sociale voordelen. Zo kunnen alleenstaande ouders met een beperkt inkomen een toeslag op de kinderbijslag krijgen. De ouder waar de kinderen gedomicilieerd zijn, krijgt een hoeveelheid gratis stroom en water, vermindering van onroerende voorheffing,...
‘Het is overigens belangrijk dat de onderhoudsuitkering niet te hoog oploopt’, merkt Coemans op. ‘Zo niet dreigen de kinderen niet meer fiscaal ten laste te zijn. De gevarenzone ligt rond 700 euro per maand.’ Om fiscaal ten laste van een ouder te zijn, mogen kinderen maar beperkte bestaansmiddelen hebben. Ook de onderhoudsuitkeringen zijn inkomsten van het kind: 80 procent van de onderhoudsbijdrage (met uitzondering van de eerste schijf van 3.070 euro) wordt meegeteld als bestaansmiddelen. Kinderen van een koppel mogen dit jaar maximaal 3.070 euro aan bestaansmiddelen hebben, die ten laste van een alleenstaande 4.440 euro.
Met een gesprekje van 5 minuten zet je de eerste stap.